Het welzijn van de filosofie PhD: schokkende cijfers en levendige discussies

December 2019

Maar liefst 88 van de 250 benaderde filosofie PhD kandidaten in Nederland hebben deelgenomen aan het nationale Philosophy PhD Wellbeing Survey. Dit is een initiatief van het OZSW PhD Council in samenwerking met Dr. Els van Rooij, expert in welzijnsonderzoek. De voorlopige resultaten liegen er niet om. 58% van de promovendi loopt risico een psychiatrische stoornis (zoals een depressie) te ontwikkelen. Dit bracht een levendige paneldiscussie op gang tijdens de jaarlijkse OZSW conferentie, welke plaatsvond in Amsterdam. Eén ding is duidelijk; het is tijd voor actie.

 

Mentale gezondheid

Reinder Broekstra, van Promovendi Netwerk Nederland (PNN), is bezorgd. Dat 58% van de respondenten risico loopt om een psychiatrische stoornis te ontwikkelen houdt in dat het merendeel last heeft van mentale gezondheidssymptomen die met het dagelijks leven interfereren – zoals gemeten met het General Health Questionnaire.* Dit is een verontrustend resultaat en zou iedereen aan moeten gaan, vertelt Broekstra. De symptomen die het vaakst voorkomen: een constant gespannen gevoel (57%); moeite met concentreren (56%); niet kunnen genieten van dagelijkse activiteiten (51%); verlies van zelfvertrouwen (48%) en slaapproblemen door zorgen (48%).

Prof. Dr. Maureen Sie, voorzitter van het bestuur van de OZSW, vindt de cijfers ook onthutsend. Al kan ze zich wel voorstellen dat een PhD in de filosofie inherent nog wat meer risico loopt op mentale gezondheidsproblemen dan andere PhDs. Filosofie, en wetenschap in het het algemeen, is nauw verbonden met twijfel. Dat kan misschien gemakkelijk uitmonden in twijfel over jezelf en over je werk. Daarnaast schrijven filosofen vaak over een onderwerp wat ze na aan het hart ligt, waardoor het, zeker ook als PhD, lastiger is om afstand te nemen van dat eigen onderzoek. Ingeborg van der Ven, wetenschapsjournaliste, ziet hier het gevaar van in. Van wetenschappers hoort ze vaak: ‘Ik voel me zo gepassioneerd over mijn onderzoeksonderwerp’. Maar dit brengt risico’s met zich mee. In haar ervaring zijn degenen die hun PhD meer als baan beschouwen, en niet als levenswerk, een stuk gezonder.

 

Supervisie en steun

De hoge kans op mentale gezondheidsproblemen lijkt niet aan de supervisie te liggen. De respondenten zijn bijzonder positief over de relatie met hun supervisor: 87% gaf aan dat de relatie met hun dagelijkse supervisor goed of heel goed is. Met 77% scoorden de primaire supervisors ietsje lager op deze vraag. Ook zou 64% (eventuele) mentale gezondheidsproblemen met hun dagelijkse supervisor bespreken en 42% met hun primaire supervisor. Mevrouw Sie geeft aan dat supervisie voor een groot deel ook ‘super coaching’ is. Je coacht PhD studenten namelijk om op hun eigen kwaliteiten te kunnen vertrouwen, hun eigen werk te kunnen beoordelen en ze een juiste portie zelfvertrouwen mee te geven. Al hoeft er natuurlijk geen relatie te zijn tussen de supervisie (en de mate van tevredenheid hiermee) en de gezondheid, waarschuwt mevrouw Van der Ven. Zij was persoonlijk betrokken bij een vergelijkbare studie die ze met collega’s in 2017 in Leiden uitvoerde. Hierin vonden ze geen correlatie tussen het leiderschap van een supervisor en de mentale gezondheid van de PhD kandidaat. Overigens menen 82% van de respondenten dat universiteiten een psycholoog gespecialiseerd in PhD-gerelateerde problemen in dienst zouden moeten nemen. 31% aan ‘misschien’, en 62% ‘zeker’, naar deze psycholoog te gaan, mochten ze problemen ervaren.

 

Carrière

Veel respondenten zijn bezorgd over hun toekomstperspectief. Een grote groep, 41% streeft waarschijnlijk of zeker naar een carrière binnen de academische wereld. Echter, 83% maakt zich soms, vaak of altijd druk om hun carrière (50% zelfs vaak of altijd). De meest genoemde reden voor deze zorgen is de fikse competitie voor banen (55% benoemt dit). Verder is 43% onzeker of ze wel goed genoeg zullen zijn voor de baan die ze willen en 35% maakt zich zorgen of ze de juiste work-life balans zullen vinden in hun toekomstige baan.

Carlo Ierna, actief voor WO in Actie, onderschrijft dit pessimistisch beeld. Hij vertelt dat de competitie op ieder niveau erg bruut is. Wat is de beloning voor de weinigen die wél een positie bemachtigen na hun PhD? Een academische carrière blijft onzeker; het duurt gemiddeld tien jaar voordat je een vaste aanstelling krijgt. Bovendien zijn degenen in hogere posities ook allemaal in competitie met elkaar. We zouden dit eerlijker moeten communiceren naar toekomstige filosofie PhD’s, zodat ze weten waar ze aan beginnen, stelt Ierna. Volgens Sie is het jammer en zorgwekkend dat deze rat race steeds sterker aanwezig is onder PhD studenten. De vier jaar van een PhD zou juist de tijd moeten zijn waarin men de vrijheid heeft om hun passies te ontdekken en gedachten te ontwikkelen, zonder zich zorgen te hoeven maken over hun publicaties. Van der Ven en Broekstra reageren dat het ook belangrijk is om vaardigheden te ontwikkelen die buiten de academische wereld toepasbaar zijn. Er zijn namelijk veel andere carrièrepaden die je met een PhD kan bewandelen.

 

Hoe nu verder?

De resultaten bevestigen dat een groot deel van de filosofie PhD’s een grote mate van stress ervaren. Dit is een probleem dat iedereen in de academishe wereld aangaat. Naast dat het PhD’s gegund is om zich beter te voelen over hun werk, zullen de zorgen die huidige PhD’s ervaren hun onderzoek (inhoudelijk) ook niet ten goede komen. Laat dit survey een duwtje in de goede richting zijn. Het wordt tijd om er iets aan te doen.

 

* Om het welzijn van de PhD’s te meten werd het General Health Questionnaire (GHQ-12, Goldberg, 1972, in Levecque et al., 2017) gebruikt, omdat dit instrument ook al gebruikt is voor eerdere studies naar PhD’s mentale gezondheid in Vlaanderen en Nederland (Levecque et al., 2017; Van der Weijden, 2017). Daarnaast is dit een gevalideerd screeningsinstrument dat vaak gebruikt wordt in onderzoek. De GHQ-12 bestaat uit 12 mentale gezondheidssymptomen. Deelnemers geven aan in hoeverre ze deze symptomen ervaren hebben in de afgelopen twee weken. De antwoordcategorieën zijn ‘not at all’, ‘not more than usual’, ‘somewhat more than usual’ en ‘a lot more than usual’. Als een deelnemer het symptoom niet of niet meer dan gewoonlijk ervaart, dan is de score 0. Als het symptoom wordt ervaren, dan is de score 1. In de literatuur, GHQ2+ (ervaart twee of meer symptomen) en GHQ4+ (ervaart vier of meer symptomen) worden het vaakst gebruikt om mentale gezondheidsproblemen te beschrijven. De eerste wordt gezien als een signaal van mentaal leed, terwijl de laatste wordt gezien als een serieuze indicatie dat iemand het risico loopt om een mentale stoornis (zoals depressie) te ontwikkelen. Uit het onderzoek blijkt dat 58% van de deelnemers vier of meer dan vier symptomen ervaren, dat wil zeggen, dat ze een verhoogd risico lopen een mentale stoornis te ontwikkelen.

Levecque, K., Anseel, F., De Beuckelaer, A., Van der Heyden, J. & Gisle, L. (2017). Work organization and mental health problems in PhD students. Research Policy, 46, 868-879.

Van der Weijden, I. et al. (2017). The mental wellbeing of Leiden University PhD candidates. CWTS Policy Report. Retrieved from file:///C:/Users/MWPuser/Downloads/mental_health_Leiden_University_PhD_candidates.pdf.

Print Friendly, PDF & Email